donderdag 25 juni 2020
Vrijdag 26 juni
Vrijdag 26 juni
Nog even 1 dagje er flink tegenaan en dan hebben jullie een lang weekend "echt" vrij! Toch wil ik jullie wel vragen te oefenen met de tafels. Er zijn nog teveel kinderen in de klas die deze tafels nog niet zo op kunnen zeggen uit hun hoofd. Kijk dus of je een slachtoffer kan vinden die jou wil overhoren/helpen met de tafels 1 t/m 5 en 10. Schrijf hem op, (mag ook overschrijven, zo weet je zeker dat je geen foutjes maakt), zeg ze hardop op, herhaal ze door elkaar. Ook kun je hierna nog op heel veel sites oefenen met de tafels.
Ook de Bloonlijsten blijven oefenen he. Komende woensdag komt de taaltoets van Thema 7 alweer voorbij! Jullie hebben de afgelopen weken natuurlijk erg veel gewerkt, maar het maken van toetsen van lastig om thuis te doen.
Omdat binnenkort ook de rapporten mee naar huis kunnen moeten we dus wel zorgen dat ook iedereen ze heeft gemaakt. Om die reden wordt er regelmatig op donderdag een groepje kinderen de klas uit gehaald om dan toetsen in te halen of af te maken.
Juffrouw Linda heeft jullie huiswerk meegegeven om extra te kunnen oefenen. Echter hebben we toch ook nog een aantal lessen die gemaakt moeten worden.
Rekenen:
B4, wk 1, les 2:
Oefenen met de tafels en minsommen maken met geld.
De keersommen worden in een tabel gezet. Weten jullie nog hoe je een tabel moet lezen?? Als je de link straks aanklikt kun je een tabel zien.
Hoe begin je?
-je kijkt of er een plus, min of keer-teken staat. In dit geval dus een keer-teken.
-Je begint links in de eerste rij. (dat is hier het cijfers 2) en vandaar ga je naar het eerste vakje. Dat is het gele vakje. Hier staat een getal boven, dat is toevallig ook twee. Nu weet ik dus dat ik een som heb van 2x2.
-Ga ik een vakje verder (het groene vakje) dan zie ik daarboven een 4 staan. In dit geval moet ik daar dus het antwoord op de vraag van 2x4 opschrijven.
-Heb ik deze hele rij gedaan, dan begin ik weer links van vooraf aan, alleen 1 vakje lager (het blauwe vakje). Nu krijg ik dus sommen die beginnen met 4x......
tabel
De andere oefening die jullie krijgen zijn minsommen met geld.
Ik heb 17€ in mijn portemonnee, maar de trui die ik wil kost 20,-. Dit betekent dat ik geld te kort kom. In dit geval ga ik de 17 euro aanvullen tot ik aan de 20 zit.
17 en drie erbij is 20.
Nu heb ik eigenlijk door op te tellen een minsom gemaakt. Dat is in dit geval namelijk makkelijker. Zorg wel dat je altijd eerst naar een tiental toe werkt.
Bijvoorbeeld:
Ik heb 23€ maar iets kost er 42€.
Mijn eerst stap is om dan van 23 een tiental te maken, namelijk 30. Ik heb er dan 7 bijgedaan.
23+7 = 30.
Dan zijn we er nog niet, dus ik werk naar het volgende tiental toe.
30+10= 40.
Om aan 42 te komen moet ik er nog 2 bij doen.
40+ 2= 42.
Als ik nu alle groene getallen optel kom ik op= 7+10+2= 19.
Dit wil zeggen dat : 23€ + 19€= 42.
Anders gezegd: 42€-19€= 23€
Let er dus op, dat je naar de tientallen toe werkt. Het is een korte les, met niet heel veel sommen, maar neem er juist daarom wel de tijd voor om ze te maken.
Ben je klaar, kijk dan je peiltaken van B3 nog na. Heb je ze gemaakt? Heb je nog eigen taken of extra taken die je nog moet maken? Niet vergeten.
Tussendoor wel genoeg drinken hoor!
Taal:
Je gaat bij taal de twee onderstaande filmpjes kijken en aan de slag met het huiswerk van juffrouw Linda.
Voorzetsels filmpje 1
Voorzetsels filmpje 2
Daarnaast ga je ook oefenen met het verdubbelen van een medeklinker als je het woord in meervoud zet. 1 klap, 2 klap-pen
Oefenen met de verdubbeling van de medeklinker
Spelling:
Thema 8, wk 3, les 10
Oefenen met een tweetekenklank.
Je oefent met woorden die twee klanken hebben samengevoegd tot een nieuwe.
Kijk maar: keuken ----> de eu bestaat uit een e en een u. Samen wordt dit de "eu"
Kijk bij opdracht 1 goed welke cijfers er staat. De stukjes die bij hetzelfde cijfer staan vormen samen een woord. Bijvoorbeeld: heu vel
Let goed op als je woorden over typt, dat je dit goed doet. Het is ook geen lange les, dus je kan er de tijd voor nemen om het goed te doen.
(Ben je klaar met de opdrachten hierboven, denk dan nog aan Bloon en de Peiltaken enz)
Om 12:30 uur wil ik iedereen graag nog even online zien om te horen of het is gelukt en of er vragen zijn,
maandag 22 juni 2020
Dinsdag 23 juni
Dinsdag 23 juni
Teams zal vandaag wat anders gaan. Is de groep normaal in tweeën gedeeld, vandaag zal dit gewoon 1 groep zijn.
De eerste meeting zal om 9:30 beginnen. Deze zal vooral gaan of iedereen weet wat hij moet doen, waar ze de oefeningen kunnen vinden en of het lukt.
Rekenen:
Oefenen met de tafels.
https://www.tafeldiploma.nl/groep-4/ Iedere tafel doe je in ieder geval 2x.
Denken jullie nog aan de peiltaken (+extra en eigen taken) van B3?
Teams-meeting taal en spelling zal om 11 uur zijn.
Spelling:
Thema 8, wk 3, les 12
Je leert hoe je woorden met een tweeklank schrijft. Bij een tweeklank denk je bijvoorbeeld aan de eu, oe, au
Taal:
Thema 7, wk 1, les 1a en 1b
Thema 7, wk 3, les 11a en 11b
Werken met de themawoorden.
Bloon:
Oefen de lijsten vandaag minimaal 1x.
Teams zal vandaag wat anders gaan. Is de groep normaal in tweeën gedeeld, vandaag zal dit gewoon 1 groep zijn.
De eerste meeting zal om 9:30 beginnen. Deze zal vooral gaan of iedereen weet wat hij moet doen, waar ze de oefeningen kunnen vinden en of het lukt.
Rekenen:
Oefenen met de tafels.
https://www.tafeldiploma.nl/groep-4/ Iedere tafel doe je in ieder geval 2x.
Denken jullie nog aan de peiltaken (+extra en eigen taken) van B3?
Teams-meeting taal en spelling zal om 11 uur zijn.
Spelling:
Thema 8, wk 3, les 12
Je leert hoe je woorden met een tweeklank schrijft. Bij een tweeklank denk je bijvoorbeeld aan de eu, oe, au
Taal:
Thema 7, wk 1, les 1a en 1b
Thema 7, wk 3, les 11a en 11b
Werken met de themawoorden.
Bloon:
Oefen de lijsten vandaag minimaal 1x.
zondag 21 juni 2020
Maandag 22 juni
Maandag 22 juni
Rekenen:
Teams: groep A om 09:00
groep B om 09:30
Blok 4, wk 2, les 1
Je ontdekt welke rekensom er verstopt zit in een verhaaltje. Oftewel redactiesommen. Tijdens de meeting gaan we een aantal oefeningen samen doen waarna jullie zelf aan de slag gaan. Een ander woord voor verhaaltjessommen is redactiesommen.
Naast je rekenopdrachten gaan jullie ook nog oefenen met de tafels.
Taal:
Teams: groep A: 10:15
groep B: 10: 45
Thema 8, wk 1, les 2
Je leert hoe je zinnen maakt met woordsoorten. Denk hierbij aan werkwoorden, zelfstandige naamwoorden of een groepje woorden van bijvoorbeeld een waar-deel.
Spelling:
Thema 8, wk 2, les 8
Hoe schrijf je woorden met een korte klank aan het eind van een klankgroep. Denk aan een worden als bakker. Als je die in klankgroepen verdeeld hoor je : bak - ker. Of donker: don-ker. Kun je er zelf een paar verzinnen?
Vragenuurtje: van 12:00 tot 13:00. Hier nodig ik weer de hele klas voor uit. Heb je vragen, dan kom je online.
Daarnaast kun je via de chat ook altijd vragen stellen en kunnen we even apart online.
Rekenen:
Teams: groep A om 09:00
groep B om 09:30
Blok 4, wk 2, les 1
Je ontdekt welke rekensom er verstopt zit in een verhaaltje. Oftewel redactiesommen. Tijdens de meeting gaan we een aantal oefeningen samen doen waarna jullie zelf aan de slag gaan. Een ander woord voor verhaaltjessommen is redactiesommen.
Naast je rekenopdrachten gaan jullie ook nog oefenen met de tafels.
Taal:
Teams: groep A: 10:15
groep B: 10: 45
Thema 8, wk 1, les 2
Je leert hoe je zinnen maakt met woordsoorten. Denk hierbij aan werkwoorden, zelfstandige naamwoorden of een groepje woorden van bijvoorbeeld een waar-deel.
Spelling:
Thema 8, wk 2, les 8
Hoe schrijf je woorden met een korte klank aan het eind van een klankgroep. Denk aan een worden als bakker. Als je die in klankgroepen verdeeld hoor je : bak - ker. Of donker: don-ker. Kun je er zelf een paar verzinnen?
Vragenuurtje: van 12:00 tot 13:00. Hier nodig ik weer de hele klas voor uit. Heb je vragen, dan kom je online.
Daarnaast kun je via de chat ook altijd vragen stellen en kunnen we even apart online.
maandag 15 juni 2020
DInsdag 16 juni
Dinsdag 16 juni
Vandaag minder uitleg via Teams en meer zelf oefenen. Ik ben echter wel gewoon bereikbaar via teams, dus zijn er vragen, stuur een berichtje of kom in een meeting.
Om uit te leggen waar de kinderen moeten zijn beginnen we wel gewoon om 9:00 met groep A en om half 10 met groep B.
Ook nu weer: doet een kind niet mee, laat dit aub weten.
Rekenen:
Je kiest verwerken rekenen. Nu kom je in het menu met de mappen van de thema's. Rechts bovenin zie je twee woorden staan: standaard en leerdoel. Je klikt op leerdoel.
Nu klik je op: alle doelen.
Als het goed is, komt er nu een enorme lijst met allemaal oefeningen. Kijk daarom goed naar het nummer en wat je moet doen:
Oefenen:
nummer: 1.2.6: wat moet je doen: aftrekken t/m 100
nummer: 1.2.23: wat moet je doen: optellen t/m 100
Taal:
Verder oefenen met:
Lidwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Zelfstandig naamwoord
Zinsdelen.
Je gaat oefenen in taal actief. Zoals altijd ga je naar verwerken taal. Nu ga je echter naar de rechter bovenhoek. Je ziet daar twee woordjes staan: standaard en leerdoel.
je klikt nu eerst op leesdoel.
Hierna klik je op alle doelen.
Jullie gaan oefenen les:
1.1.1: het zelfstandig naamwoord
1.1.2: het lidwoord
1.1.10: het bijvoeglijk naamwoord
1.1.17:het waar-deel
1.1.21: het wanneer-deel
1.1.22: het wie-deel en werkwoord
Spelling:
Je gaat naar verwerken spelling. Ook nu kijk je in de rechterbovenhoek. Je kiest weer leerdoel.Klik nu op alle doelen.
Jullie gaan oefenen met les:
2.1.4 woorden met schr/sch
2.1.7: woorden met aai, ooi, oei
2.1.8: woorden met eeuw, ieuw, uw
2.1.9: woorden met ch/cht
zondag 14 juni 2020
Maandag 15 juni
Maandag 15 juni
Deze week vandaag en morgen les via Teams. Woensdag t/m vrijdag les op school van juf Linda.
Rekenen:
Groep A: van 9 tot 9:30
Groep B: van 9:30 tot 10:00
Een aantal leerlingen moeten de toets van B2 nog afmaken/maken.
Na de les/uitleg zal ik hen laten weten wat zij nog moeten maken. Tijdens de les zal ik onderwerpen oefenen die van de week ook in de Cito-toets zullen worden gevraagd. De kinderen moeten thuis verder oefenen met de tafels.
(minimaal een half uur op bijvoorbeeld : https://www.tafeldiploma.nl/groep-4/
http://www.minipret.nl/spel/Tafeltrainer.html
https://www.tafelsoefenen.nl/
Taal:
Groep A: van 10:15 tot 10:45
Groep B: van 10:45 tot 11: 15
Oefenen met:
zinsdelen
Lidwoord
bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord.
Dit zal vooral tijden de les zijn.
Hierna kun je oefenen op:
https://leestrainer.nl/woordbenoemen/deel1/oefening.htm
https://www.taal-oefenen.nl/instruction/taal/woordsoorten/naamwoorden/zelfstandige-naamwoorden (onderaan kun je klikken op de eerste link. Daar staat oefenen voor groep 5. Dit kunnen jullie wel!
https://juf-karines-oefensite.webnode.nl/voorbereiding-toets-werkwoord-zelfstandig-en-bijvoeglijk-nw-lidwoord/
Oefen hier ook echt wel een half uurtje mee. Heb je vragen, dan kun je ze morgen stellen!
Spelling:
Groep A: van 11:15 tot 11:30
Groep B: van 11:30 tot 11:45
Thema 8, week 1, les 4.
Je hoort een lange klank aan het eind van een klankgroep, maar schrijft een korte.
Voor vragen zal teams van 12:30 tot 13:30 openstaan,
woensdag 10 juni 2020
Donderdag 11 juni
Juf Linda op school
Rekenen:
Oefenen voor de toets van morgen van B2. Kijk de sommen na. Heb je nog niet alle peiltaken van B2 gemaakt, doe die dan alsnog om extra te oefenen. Heb je veel eigen taken. Kijk over welke onderdelen die gaan. Je oefent ze niet voor niks.
Taal:
extra oefenen voor de taaltoets: Bekijk/maak opdrachten van thema 7 die je nog niet hebt gemaakt.
weet je nog wat een lidwoord, een bijv.naamwoord en een zelfstandignaamwoord was? En weet je welke vragen je moet stellen om het 'wie-deel' te vinden bij een werkwoord?
Bijvoorbeeld
Ik ga werken. Het werkwoord is: ga. Dan stellen we de vraag: wie gaat werken? Antwoord: ík'
(Taaltoets Thema 7.)
Spelling:
Thema 8, wk 1, les 2.
Je leert hoe je woorden met een lange klank aan het eind van een klankgroep moet schrijven.
Dit wil zeggen dat je een lange klank hoort, maar een korte schrijft.
Denk maar aan buren. Je hoort dan buuren, maar omdat de uu-klank aan het eind van de klankgroep zit, schrijven we hem op de korte manier: bu-ren
Zo ook met:
ga-ren
te-nen
va-ten
bo-ren
ge-ven
Kun je er zelf nog meer verzinnen?
Bij opdracht 2 maak je een invultekst. Hieronder heb ik die opgeschreven. Lees hem door, dan weet je welke woorden je in de tekst moet invullen.
De politie heeft de drie daders van de bankroof van gisteren opgepakt. Daarbij is een gewonde gevallen. De overvallers hadden wapens bij zich. Daarmee schoten ze ook echt! De kogels vlogen in het rond. Pas na een uur gaven de overvallers zich over. "Deze heren gaan zeker voor een jaar of vijf de gevangenis in", zei de burgemeester trots
woensdag 9 juni
Vandaag werk je op school.
(tenzij je door ziekte thuis bent).
Rekenen:
oefenen voor toets B2 van vrijdag!
Taal:
Thema 7, wk 4, les 19.
We gaan weer werken met het:
Lidwoord. Hier zijn er drie van: de
het
een
Zelfstandig naamwoord: Je hebt het dan over: mensen
dieren
dingen
Bijvoeglijk naamwoord: Dit woord zegt iets over het zelfstandige naamwoord. Denk dan bijvoorbeeld aan woorden als mooie, grote, volle, aardige, snelle. Dit zijn ook woorden die je niet perse nodig hebt en dus ook weg kan laten in een zin.
Kijk maar:
Ik lees een dik boek.
Ik lees een boek.
Ik heb een snelle fiets.
Ik heb een fiets.
Ik zie een lieve kat.
Ik zie een kat.
Spelling:
Oefenen met:
het schrijven van verkleinwoorden met je / pje / tje
het schrijven van woorden met ch / cht
woorden waarbij je een t aan het eind hoort, maar een d schrijft.
maandag 8 juni 2020
Dinsdag 8 juni
Dinsdag 8 juni
Rekenen
groep a: om 9:00
groep b: om 09:30 (half 10)
Vandaag gaan we plussommen bedenken bij prijslijsten. We gaan dus ook met geld rekenen.
Wat hier belangrijk is, is om goed te kijken en te lezen. De opdracht begint bij een frietkraam. Daar wordt heel veel besteld. Jij moet die bestelling gaan optellen.
Stel:
Patat kost 2€ per bakje.
Een kroket kost 1,50€ per stuk.
Als ik 2 patat en 2 kroketjes koop krijg ik de volgende som:
2x patat= 2x2€ = 4,-€
2x kroket= 2x1,50€ = 3,-€
---------+
7,-€
Vind je zulke sommen lastig omdat ze je in de war maken pak er dan papier bij en schrijft het op. Bij de opdrachten staat er bijvoorbeeld 3x friet met kip. Dan tel je 3x de friet op, maar ook 3x de kip.
Ook gaan we weer werken met de getallenreeksen (41, 42, 43 enz). Jullie moeten invullen welke getallen er missen. Bekijk goed welke kant je op moet tellen. Moet je naar links tellen dan wordt het minder, ga je naar rechts dan wordt het juist meer.
Opdracht 5 doen we gezamenlijk tijdens de online les. (groep a om 9:00, groep b om half 10).
Taal:
groep a: 10:00
groep b: 10:30 (half 10)
Thema 7, wk 4, les 17
Zinnen langer maken door vragen te stellen bij het werkwoord. We gaan weer aan de gang met wie, wat, waar en wanneer vragen.
Bij opdracht 2 wordt er gezegd dat je telkens uit drie rijtjes een woord moet gebruiken. Die kun je vinden rechts bovenin het gele rondje met het poppetje met het boekje (de bron).
Bij opdracht 3 (let op of je die wel of niet moet maken) moet je dus kijken bij de woorden die bij het tweede plaatje staan. Met die woorden ga je een zin maken waarbij je antwoord geeft op drie vragen. (je kan dan kiezen uit de vragen wie, wat, waar en wanneer).
Ook nu weer: Goed lezen wat er gevraagd wordt en denk aan hoofdletters en punten.
Spelling:
groep a: 11:00
groep b: 11:45 (kwart voor 12).
Zowel het woordendictee als het zinnendictee gaan we maken in de chat. Als je in teams komt kun je namelijk ook altijd een bericht schrijven. In dit geval is het geen bericht maar een dictee. Je schrijft eerst alle woorden die ik voorlees op en daarna druk je op verzenden.
Zo zal ook het zinnendictee gaan.
Wat voor woorden komen aan bod:
Woorden waarbij je aan het eind een t hoort maar een d schrijft.
Woorden met twee medeklinkers in het midden zoals kasteel
Woorden die als je hakt een lange klank hebben aan het eind van de klankgroep zoals ja - ger. (je hoort een aa, maar schrijft een a)
Heb je na het maken van je lessen nog vragen dan kun je die stellen van 13:00 tot 14:00 ( 1 tot 2)
Kun je niet aanwezig zijn bij de onlinelessen, laat dit weten. Anders wordt het genoteerd als ongeoorloofd verzuim. Kinderen waarbij er al contact is geweest over het werken op de computer hoeven dit niet meer te doen.
Rekenen
groep a: om 9:00
groep b: om 09:30 (half 10)
Vandaag gaan we plussommen bedenken bij prijslijsten. We gaan dus ook met geld rekenen.
Wat hier belangrijk is, is om goed te kijken en te lezen. De opdracht begint bij een frietkraam. Daar wordt heel veel besteld. Jij moet die bestelling gaan optellen.
Stel:
Patat kost 2€ per bakje.
Een kroket kost 1,50€ per stuk.
Als ik 2 patat en 2 kroketjes koop krijg ik de volgende som:
2x patat= 2x2€ = 4,-€
2x kroket= 2x1,50€ = 3,-€
---------+
7,-€
Vind je zulke sommen lastig omdat ze je in de war maken pak er dan papier bij en schrijft het op. Bij de opdrachten staat er bijvoorbeeld 3x friet met kip. Dan tel je 3x de friet op, maar ook 3x de kip.
Ook gaan we weer werken met de getallenreeksen (41, 42, 43 enz). Jullie moeten invullen welke getallen er missen. Bekijk goed welke kant je op moet tellen. Moet je naar links tellen dan wordt het minder, ga je naar rechts dan wordt het juist meer.
Opdracht 5 doen we gezamenlijk tijdens de online les. (groep a om 9:00, groep b om half 10).
Taal:
groep a: 10:00
groep b: 10:30 (half 10)
Thema 7, wk 4, les 17
Zinnen langer maken door vragen te stellen bij het werkwoord. We gaan weer aan de gang met wie, wat, waar en wanneer vragen.
Bij opdracht 2 wordt er gezegd dat je telkens uit drie rijtjes een woord moet gebruiken. Die kun je vinden rechts bovenin het gele rondje met het poppetje met het boekje (de bron).
Bij opdracht 3 (let op of je die wel of niet moet maken) moet je dus kijken bij de woorden die bij het tweede plaatje staan. Met die woorden ga je een zin maken waarbij je antwoord geeft op drie vragen. (je kan dan kiezen uit de vragen wie, wat, waar en wanneer).
Ook nu weer: Goed lezen wat er gevraagd wordt en denk aan hoofdletters en punten.
Spelling:
groep a: 11:00
groep b: 11:45 (kwart voor 12).
Zowel het woordendictee als het zinnendictee gaan we maken in de chat. Als je in teams komt kun je namelijk ook altijd een bericht schrijven. In dit geval is het geen bericht maar een dictee. Je schrijft eerst alle woorden die ik voorlees op en daarna druk je op verzenden.
Zo zal ook het zinnendictee gaan.
Wat voor woorden komen aan bod:
Woorden waarbij je aan het eind een t hoort maar een d schrijft.
Woorden met twee medeklinkers in het midden zoals kasteel
Woorden die als je hakt een lange klank hebben aan het eind van de klankgroep zoals ja - ger. (je hoort een aa, maar schrijft een a)
Heb je na het maken van je lessen nog vragen dan kun je die stellen van 13:00 tot 14:00 ( 1 tot 2)
Kun je niet aanwezig zijn bij de onlinelessen, laat dit weten. Anders wordt het genoteerd als ongeoorloofd verzuim. Kinderen waarbij er al contact is geweest over het werken op de computer hoeven dit niet meer te doen.
zondag 7 juni 2020
Maandag 8 juni
Vandaag om verschillende tijden worden de lessen uitgelegd. De eerste begint om 09:00. Kijk goed in welke groep je zit. Je krijgt telkens een melding via Teams.
Groep A om 9:00 uur meeting op Teams
Groep B: om 9:30 meeting op Teams.
Wat gaan we doen:
Rekenen:
Blok 3, Week 4, les 1. (eventueel in het boek bladzijde 48)
Wij gaan de erafsommen maken.
Bij opgave 3.
Laat van de 1e 3 sommen hoe jij de berekening hebt gemaakt. Heb je gebruik gemaakt van de getallenlijn? Of ben je op een andere manier op het antwoord gekomen.
De overige sommen van opgave 3 maak je ook.
Taal: thema 7
week 4, les 16. extra oefenen wie en wanneer deel.
Spelling
thema 7 les 13
Je hoort een d, maar schrijft een t. Maak het woord langer om te kijken of je een d hoort. Hoor je die, dan schrijf je een d aan het eind.
Baard-baarden
Bord-borden
mond-monden
Groep A om 9:00 uur meeting op Teams
Groep B: om 9:30 meeting op Teams.
Wat gaan we doen:
Rekenen:
Blok 3, Week 4, les 1. (eventueel in het boek bladzijde 48)
Wij gaan de erafsommen maken.
Bij opgave 3.
Laat van de 1e 3 sommen hoe jij de berekening hebt gemaakt. Heb je gebruik gemaakt van de getallenlijn? Of ben je op een andere manier op het antwoord gekomen.
De overige sommen van opgave 3 maak je ook.
Taal: thema 7
week 4, les 16. extra oefenen wie en wanneer deel.
Spelling
thema 7 les 13
Je hoort een d, maar schrijft een t. Maak het woord langer om te kijken of je een d hoort. Hoor je die, dan schrijf je een d aan het eind.
Baard-baarden
Bord-borden
mond-monden
donderdag 4 juni 2020
Vrijdag 5 juni
Vrijdag 5 juni.
Laatste dag van de week jongens en meiden.
Rekenen:
Heb je de tempotoets nog niet gedaan, ga dan vandaag extra goed oefenen met de tafels van 0,1,2,3,4,5 en 10. Ook degene die hem al wel hebben gedaan moeten echt weer flink gaan oefenen. Je kan op internet heel veel spelletjes vinden om tafels te oefenen. Doe dit ook! Of vraag of papa, mama, je broer of zus af en toe een keer-som willen zeggen. De tafels moet je op den duur kunnen dromen.
Daarnaast is het vandaag even een dag om alles bij te werken. Heb je nog niet alle opdrachten van de afgelopen week af dan kun je dit nu doen. Denk ook aan peiltaken, extra taken en eigen taken. Van de peiltaken moet B2 toch echt wel af zijn. Controleer dus wat je moet doen. In de blogs van de afgelopen dagen kun je teruglezen welke opdrachten je in Wereld in getallen moet doen. Heb je die gemaakt, dan ga je naar de oefensoftware en kijk je wat je daar nog van moet maken.
Spelling:
Thema 7, wk 4, les 13
Deze oefeningen heb je al vaker gehad. Je hoort een 't' maar schrijft een 'd'. Hoe weet je dat? juist! Door het langer te maken.
Het je les 15 nog niet gemaakt: doe dit dan nog. Lees het blog van gisteren voor de uitleg.
Taal:
Herhaling vandaag van thema 6, wk 4, les 16,17,19, en 20. Je moet weten wat een "wie-deel"is. Hoe vind je die? Welke vraag stel je dan. Dit moet je ook weten voor het wat, waar en wanneer-deel. Leerlingen die donderdag op school zijn geweest hebben kopieën uit het boek meegekregen. Werk je thuis uit het boek dan is het blz 66 t/m 73. Werk je op de computer dan kun je opdrachten opnieuw maken. Je gaat dan naar de juiste les. Naast je naam (links bovenin) zie je een vakje staan met 2 pijltjes ernaast. Als je die aanklikt krijg je alle losse opdrachten. Kijk welke niet goed zijn gemaakt. Om ze opnieuw te maken ga je naar de oefening. Voordat je hem aanklikt kijk je op het mapje in de rechterbovenhoek. Daar zie je een rondje met een pijltje eraan. Klik je die aan dan krijg je de mogelijkheid om op ja of nee te drukken. Druk je op ja, dan kun je de oefening opnieuw doen.
Waarom herhalen we dit nou? Dit zijn onderdelen die jullie op de taaltoets hebben gemaakt en die niet goed zijn gemaakt. Dus gaan we extra oefenen. Blijf ook goed lezen wat je nou precies moet invullen.
Voor vragen is juf Linda na 14:00 uur bereikbaar.
Donderdag 4 juni
Rekenen:
B3, wk 3, les 2
Je begint met min-sommen met geld. Iedere klant heeft in zijn gedachten (in het wolkje) hoeveel geld hij heeft meegenomen. Op de band liggen de producten en de prijs staat daar bij. Welke som krijg je dan?
Precies, het bedrag wat iemand meeneemt - het bedrag aan boodschappen.
Hoe werkt nou een tabel?
De bovenstaande tabel krijgen jullie in de oefeningen te zien.
Je leest altijd van links naar rechts. Dus je kijkt eerst wat er aan de linkerkant voor getal staat. in dit geval staat er een 5. Als je dan in het eerst hokje gaat staan en je kijkt erboven zie je een 2 staan.
In dit geval krijg je dus de som van 5x2. Ga ik 1 hokje naar rechts dan begin ik nog steeds met 5x, maar kijk ik nu erboven dan staat er 3. dan krijg ik dus de som van 5x3. De uitkomst van die som vul je dus in dit vakje. Heb je alle sommen van deze rij gemaakt dan ga je eronder de rij op dezelfde manier doen.
Je kijkt weer eerst helemaal aan de linkerkant. Daar staat een 6. Als je in het eerste vakje naast de zes gaat staan en je kijkt bovenin zie je de twee staan. Nu krijg je dus de som van 6x2. Het vakje ernaast wordt de som 6x3. En het vakje daarnaast? juis 6x4. Zo ga je verder tot de hele tabel vol is. Je ziet dat zit tafelsommen zijn. Er zit zelfs de tafel van 6 al in.
Wat heel belangrijk is, is om te blijven oefenen met de tafels. De tafels 0,1,2,3,4,5 en 10 worden met grote regelmaat gevraagd tijdens de lessen. Wellicht kunt u een tafelkaart bijvoorbeeld op de WC hangen of bij de spiegel of de computer zodat de leerlingen die regelmatig voorbij zien komen.
tafelkaart (om uit te printen)
Naast de tafelsommen gaan we ook weer plus en min-sommen maken. Kunnen jullie papa of mama vertellen welke stappen je moet zetten? Denk hierbij aan een getal splitsen, naar een tiental toewerken, sprongen van 10 maken enz.
Let bij de sommen met de getallenlijn op de boogjes. Staat er een groot boogje, dan moet je daar ook een groter getal vanaf halen. Goed kijken dus.
Bij de opdracht waar de kinderen aan het knikkeren zijn moet je telkens een minsom maken. De kinderen hebben knikkers meegenomen. De knikkers die zij verloren hebben haal je er af.
Dus: 50 knikkers mee, 7 verloren is de som: 50-7=
Taal:
Thema 7, wk 2, les 7
TOETS thema 6 voor leerlingen die vandaag op school zijn. De leerlingen die vrijdag op school zijn geweest hebben de toets al gemaakt.
(huiswerk team a en b meegeven herhalingslessen van thema 6)
We gaan vandaag weer verder oefenen met het lidwoord, het zelfstandig naamwoord en het bijvoeglijke naamwoord.
Weten jullie het nog? Een lidwoord is altijd: de, het of een en hoort bij een zelfstandig naamwoord.
bijvoorbeeld DE kast, EEN boek, HET gezin.
Een zelfstandig naamwoord is een: mens, dier of ding.
bijvoorbeeld kast, mens, pijl, poes, auto, huis.
De laatste is soms wat lastiger. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
bijvoeglijk naamwoord - zelfstandig naamwoord
rode - trein
grote - kinderen
lange - potloden
gele - bloemen.
Spelling:
Thema 7, wk 4, les 15
Vandaag gaan we weer oefenen met het schrijven van een lange klank aan het eind van een klankgroep. Weet je nog wat een klankgroep is? Woorden in "stukken"hakken. Als je aan het eind van een klankgroep een lange klank (aa, oo, ee, uu, ie) hoort schrijf je hem namelijk anders.
Kijk maar:
Koper. Je hoort "kooper". Als je hem in stukken hakt krijg je ko -- per. Zie je dat er dan een enkele o staat. Doordat er geen letter meer achter staat wordt de korte klank als een lange uitgesproken.
Nog een voorbeeld:
Dure. Je hoort duure, maar schrijft du--re
Nog een aantal voorbeelden:
Garen. Je hoort een aa, maar schrijft een a. kijk maar: Ga -- ren
Grote. Je hoort een oo, maar schijft een o. Kijk maar: Gro -- te
Muren. Je hoort een uu, maar schrijft een u. Kijk maar: Mu -- ren.
Lees goed de opdracht die boven de oefeningen staat. Hier worden veel onnodige foutjes door gemaakt, dat is zonde.
dinsdag 2 juni 2020
Huiswerk woensdag 3 juni
Vandaag weer een dagje thuiswerken. Hieronder kun je weer lezen wat je moet doen.
Rekenen:
B3, wk 3, les 1
Op een makkelijke manier plussommen tot en met 100 uitrekenen.
Een voorbeeld:
18+ 27=
Dit kunnen we op twee manieren doen:
1) 10+20=30
8 + 7=15
____+
45
2) 18 + 7 (2+5)------> 18+2=20. Dan tellen we de 5 er nog bij op: 20+5=25.
Van de 27 hebben we de 7 al gebruikt, dus nu moeten we nog de 20 erbij tellen: 25+20=45
Taal:
Thema 7, wk 1, les 4
Bij Taal gaan we vandaag de zinnen langer maken. Dit doen we door een aantal vragen te stellen: wie, wat, waar en wanneer.
Ik zal een voorbeeld geven.
We beginnen met "wat". Wat wordt er gedaan? Voetballen.
Dan gaan we bedenken wie dat doet. De jongens voetballen
Nu hebben we er nog twee over, namelijk waar en wanneer. Ik stel dan de volgende vragen.
Waar voetballen de jongens? De jongens voetballen op het plein
Wanneer voetballen de jongens op het plein? De jongens voetballen altijd op het plein.
Door iedere keer antwoord te geven op een vraag, maak ik de zin steeds langer.
Let op dat je echt goed de opdrachten leest!! Wat wordt er nou precies gevraagd om te doen? Kijk of er gevraagd wordt naar hoofdletters en punten bijvoorbeeld.
Heb je veel foutjes gemaakt dan zijn er al een hoop kinderen die weten hoe ze dit kunnen verbeteren. Doe dit dan ook. Wij zullen op school ook bijhouden hoe het gaat.
Spelling:
Thema 7, wk 3 les 9.
Je leert hoe je woorden met een lange klank aan het eind van een klankgroep schrijft.
Weet je nog hoe je woorden moet hakken?
klapstoel deel je bijvoorbeeld in: klap -- stoel. Hier zijn het twee echte losse woordjes geworden. Je hebt echter ook woorden dat als je die deelt het geen losse woordjes zijn.
Kijk maar eens naar "jager". Als je jager in klankgroepen deelt krijg je dus: ja -- ger. Je hoort dan wel een aa klank, maar schijft een enkele a. Woorden die je kan hakken waarbij de klinker aan het eind van een klankgroep staat ( dus hier is dat het eerste stukje van jager ---> ja --)
Hier volgen nog meer voorbeelden:
kopen ko -- pen
uren u -- ren
staren sta -- ren
gluren glu -- ren
gapen ga -- pen.
Bij alle voorbeelden hoor je een lange klank, maar omdat hij aan het eind van een klankgroep staat schrijf je een korte klank.
Spelling:
Thema 7, wk 3 les 9.
Je leert hoe je woorden met een lange klank aan het eind van een klankgroep schrijft.
Weet je nog hoe je woorden moet hakken?
klapstoel deel je bijvoorbeeld in: klap -- stoel. Hier zijn het twee echte losse woordjes geworden. Je hebt echter ook woorden dat als je die deelt het geen losse woordjes zijn.
Kijk maar eens naar "jager". Als je jager in klankgroepen deelt krijg je dus: ja -- ger. Je hoort dan wel een aa klank, maar schijft een enkele a. Woorden die je kan hakken waarbij de klinker aan het eind van een klankgroep staat ( dus hier is dat het eerste stukje van jager ---> ja --)
Hier volgen nog meer voorbeelden:
kopen ko -- pen
uren u -- ren
staren sta -- ren
gluren glu -- ren
gapen ga -- pen.
Bij alle voorbeelden hoor je een lange klank, maar omdat hij aan het eind van een klankgroep staat schrijf je een korte klank.
maandag 1 juni 2020
Huiswerk dinsdag 2 juni
Goedemorgen allemaal,
Omdat het maandag tweede pinksterdag is zijn jullie lekker vrij. Er komt voor maandag dus geen werk bij, maar wel willen we dat iedereen zijn huiswerk van afgelopen week af heeft. Iedereen krijgt weer een overzicht wat hij/zij nog moet maken of ( in sommige gevallen) moet verbeteren.
Hopelijk hebben jullie een beetje uit kunnen rusten.
Omdat het maandag tweede pinksterdag is zijn jullie lekker vrij. Er komt voor maandag dus geen werk bij, maar wel willen we dat iedereen zijn huiswerk van afgelopen week af heeft. Iedereen krijgt weer een overzicht wat hij/zij nog moet maken of ( in sommige gevallen) moet verbeteren.
Hopelijk hebben jullie een beetje uit kunnen rusten.
Het huiswerk wat opgegeven wordt is dus om op dinsdag te maken. Het kan dus zijn dat je dit op school doet of thuis.
Rekenen:
B3, wk 2, les 4
In deze les gaan we het hebben over plus- en minsommen over het tiental. Dit blijft voor sommige lastig. Juf Linda had vorige week in het blog nog een keer duidelijk uitgelegt in stapjes hoe je die uit kunt rekenen, weten jullie het nog?
Bijvoorbeeld: 79+15. Hiervan kun je maken: 70+10=80
9+ 5=14
___________+
94 (80+14)
Vind je deze sommen lastig maak dan gebruik van een getallenlijn (kun je zelf tekenen) of, als je die thuis hebt, een kralenketting.
Bij minsommen is het fijn om de getallenlijn te gebruiken als je door een tiental heen gaat.
Onthoudt: Krijg je korting op een product dan haal je die ERAF. Is een product duurder, dan tel je het ERBIJ
Als afsluiting van de les is er nog een filmpje over geld.
Taal:
Thema 7, wk 1, les 2 (blz 78+79)
Je leert dat de zinsdelen van volgorde kunnen veranderen. Bij een zinsdeel denk je aan bijvoorbeeld aan een wie-deel, wat-deel, waar-deel of wanneer-deel
Ik geef een appel aan mijn zusje.
Ik geef aan mijn zusje een appel.
Aan mijn zusje geef ik een appel.
Een appel geef ik aan mijn zusje.
Je ziet dat ieder zinsdeel (wat-deel, waar-deel enz) zijn eigen kleur nu heeft gekregen en dat die in de bovenstaande 4 zinnen op verschillende plekken kunnen staan. Jullie gaan hiermee oefenen.
Belangrijk: lees goed de opdracht die bovenaan je scherm staat!
Spelling:
Thema 7, wk 2, les 5 en 6
We gaan vandaag weer verder met woorden die in het midden twee verschillende medeklinkers heeft. Probeer in je hoofd de woorden helemaal op te lezen, zodat je iedere letter hoort. Lees goed de opdracht wat je moet doen.
Abonneren op:
Posts (Atom)