Vandaag weer een dagje thuiswerken. Hieronder kun je weer lezen wat je moet doen.
Rekenen:
B3, wk 3, les 1
Op een makkelijke manier plussommen tot en met 100 uitrekenen.
Een voorbeeld:
18+ 27=
Dit kunnen we op twee manieren doen:
1) 10+20=30
8 + 7=15
____+
45
2) 18 + 7 (2+5)------> 18+2=20. Dan tellen we de 5 er nog bij op: 20+5=25.
Van de 27 hebben we de 7 al gebruikt, dus nu moeten we nog de 20 erbij tellen: 25+20=45
Taal:
Thema 7, wk 1, les 4
Bij Taal gaan we vandaag de zinnen langer maken. Dit doen we door een aantal vragen te stellen: wie, wat, waar en wanneer.
Ik zal een voorbeeld geven.
We beginnen met "wat". Wat wordt er gedaan? Voetballen.
Dan gaan we bedenken wie dat doet. De jongens voetballen
Nu hebben we er nog twee over, namelijk waar en wanneer. Ik stel dan de volgende vragen.
Waar voetballen de jongens? De jongens voetballen op het plein
Wanneer voetballen de jongens op het plein? De jongens voetballen altijd op het plein.
Door iedere keer antwoord te geven op een vraag, maak ik de zin steeds langer.
Let op dat je echt goed de opdrachten leest!! Wat wordt er nou precies gevraagd om te doen? Kijk of er gevraagd wordt naar hoofdletters en punten bijvoorbeeld.
Heb je veel foutjes gemaakt dan zijn er al een hoop kinderen die weten hoe ze dit kunnen verbeteren. Doe dit dan ook. Wij zullen op school ook bijhouden hoe het gaat.
Spelling:
Thema 7, wk 3 les 9.
Je leert hoe je woorden met een lange klank aan het eind van een klankgroep schrijft.
Weet je nog hoe je woorden moet hakken?
klapstoel deel je bijvoorbeeld in: klap -- stoel. Hier zijn het twee echte losse woordjes geworden. Je hebt echter ook woorden dat als je die deelt het geen losse woordjes zijn.
Kijk maar eens naar "jager". Als je jager in klankgroepen deelt krijg je dus: ja -- ger. Je hoort dan wel een aa klank, maar schijft een enkele a. Woorden die je kan hakken waarbij de klinker aan het eind van een klankgroep staat ( dus hier is dat het eerste stukje van jager ---> ja --)
Hier volgen nog meer voorbeelden:
kopen ko -- pen
uren u -- ren
staren sta -- ren
gluren glu -- ren
gapen ga -- pen.
Bij alle voorbeelden hoor je een lange klank, maar omdat hij aan het eind van een klankgroep staat schrijf je een korte klank.
Spelling:
Thema 7, wk 3 les 9.
Je leert hoe je woorden met een lange klank aan het eind van een klankgroep schrijft.
Weet je nog hoe je woorden moet hakken?
klapstoel deel je bijvoorbeeld in: klap -- stoel. Hier zijn het twee echte losse woordjes geworden. Je hebt echter ook woorden dat als je die deelt het geen losse woordjes zijn.
Kijk maar eens naar "jager". Als je jager in klankgroepen deelt krijg je dus: ja -- ger. Je hoort dan wel een aa klank, maar schijft een enkele a. Woorden die je kan hakken waarbij de klinker aan het eind van een klankgroep staat ( dus hier is dat het eerste stukje van jager ---> ja --)
Hier volgen nog meer voorbeelden:
kopen ko -- pen
uren u -- ren
staren sta -- ren
gluren glu -- ren
gapen ga -- pen.
Bij alle voorbeelden hoor je een lange klank, maar omdat hij aan het eind van een klankgroep staat schrijf je een korte klank.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten