donderdag 4 juni 2020

Donderdag 4 juni


Rekenen:

B3,  wk 3, les 2


Je begint met min-sommen met geld. Iedere klant heeft in zijn gedachten (in het wolkje) hoeveel geld hij heeft meegenomen. Op de band liggen de producten en de prijs staat daar bij. Welke som krijg je dan?
Precies, het bedrag wat iemand meeneemt - het bedrag aan boodschappen.

Hoe werkt nou een tabel?

De bovenstaande tabel krijgen jullie in de oefeningen te zien.
Je leest altijd van links naar rechts. Dus je kijkt eerst wat er aan de linkerkant voor getal staat. in dit geval staat er een 5. Als je dan in het eerst hokje gaat staan en je kijkt erboven zie je een 2 staan.

In dit geval krijg je dus de som van 5x2. Ga ik 1 hokje naar rechts dan begin ik nog steeds met 5x, maar kijk ik nu erboven dan staat er 3. dan krijg ik dus de som van 5x3. De uitkomst van die som vul je dus in dit vakje. Heb je alle sommen van deze rij gemaakt dan ga je eronder de rij op dezelfde manier doen.
Je kijkt weer eerst helemaal aan de linkerkant. Daar staat een 6. Als je in het eerste vakje naast de zes gaat staan en je kijkt bovenin zie je de twee staan. Nu krijg je dus de som van 6x2. Het vakje ernaast wordt de som 6x3. En het vakje daarnaast? juis 6x4. Zo ga je verder tot de hele tabel vol is. Je ziet dat zit tafelsommen zijn. Er zit zelfs de tafel van 6 al in.

Wat heel belangrijk is, is om te blijven oefenen met de tafels. De tafels 0,1,2,3,4,5 en 10 worden met grote regelmaat gevraagd tijdens de lessen. Wellicht kunt u een tafelkaart bijvoorbeeld op de WC hangen of bij de spiegel of de computer zodat de leerlingen die regelmatig voorbij zien komen.

tafelkaart (om uit te printen)

Naast de tafelsommen gaan we ook weer plus en min-sommen maken. Kunnen jullie papa of mama vertellen welke stappen je moet zetten? Denk hierbij aan een getal splitsen, naar een tiental toewerken, sprongen van 10 maken enz.

Let bij de sommen met de getallenlijn op de boogjes. Staat er een groot boogje, dan moet je daar ook een groter getal vanaf halen. Goed kijken dus.

Bij de opdracht waar de kinderen aan het knikkeren zijn moet je telkens een minsom maken. De kinderen hebben knikkers meegenomen. De knikkers die zij verloren hebben haal je er af.
Dus: 50 knikkers mee, 7 verloren is de som: 50-7=

Taal: 
Thema 7, wk 2, les 7

TOETS thema 6 voor leerlingen die vandaag op school zijn. De leerlingen die vrijdag op school zijn geweest hebben de toets al gemaakt.

(huiswerk team a en b meegeven herhalingslessen van thema 6)

We gaan vandaag weer verder oefenen met het lidwoord, het zelfstandig naamwoord en het bijvoeglijke naamwoord.
Weten jullie het nog? Een lidwoord is altijd: de, het of een en hoort bij een zelfstandig naamwoord.
                                   bijvoorbeeld DE kast, EEN boek, HET gezin.
                                   Een zelfstandig naamwoord is een: mens, dier of ding.
                                   bijvoorbeeld kast, mens, pijl, poes, auto, huis.

De laatste is soms wat lastiger. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.

bijvoeglijk naamwoord - zelfstandig naamwoord
                     rode          -         trein
                     grote         -         kinderen
                     lange         -        potloden
                     gele           -        bloemen.

Spelling:

Thema 7, wk 4, les 15

Vandaag gaan we weer oefenen met het schrijven van een lange klank aan het eind van een klankgroep. Weet je nog wat een klankgroep is? Woorden in "stukken"hakken. Als je aan het eind van een klankgroep een lange klank (aa, oo, ee, uu, ie) hoort schrijf je hem namelijk anders.
Kijk maar:

Koper. Je hoort "kooper". Als je hem in stukken hakt krijg je ko -- per. Zie je dat er dan een enkele o staat. Doordat er geen letter meer achter staat wordt de korte klank als een lange uitgesproken.
Nog een voorbeeld:
Dure. Je hoort duure, maar schrijft du--re

Nog een aantal voorbeelden:

Garen. Je hoort een aa, maar schrijft een a. kijk maar: Ga -- ren
Grote. Je hoort een oo, maar schijft een o. Kijk maar: Gro -- te
Muren. Je hoort een uu, maar schrijft een u. Kijk maar: Mu -- ren.

Lees goed de opdracht die boven de oefeningen staat. Hier worden veel onnodige foutjes door gemaakt, dat is zonde.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten